De mensheid zoekt bij bedreigingen van oudsher natuurlijke schuilplaatsen op. Later verrijzen versterkte gebouwen om beschutting te bieden bij rampen en oorlogen. Op dit eeuwenoude thema wordt tijdens en na de Tweede Wereldoorlog verder gegaan. Naast schuilgelegenheden voor de bevolking zijn er natuurlijk ook bunkers en commandoposten gebouwd voor het bestuur en defensie. Een voorbeeld hiervan zijn de BB-commandoposten in Rijswijk en Grou, nu onderdeel van het MBB.
Vóór en tijdens de Duitse bezetting zijn er veel schuilgelegenheden in Nederland gebouwd. Uiteindelijk is hierbij ook weer een eenvoudige bouweis terug te vinden, namelijk een afdoende bescherming voor een korte periode. Langer dan enkele uren verbleef men meestal niet in deze schuilgelegenheden.
De atoomdreiging heeft ook op gebied van schuilen het nodige teweeg gebracht en de bouw van schuilgelegenheden beïnvloed. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat het verblijf in een schuilgelegenheid beduidend langer zal zijn, van enige dagen tot en week. Door de ongrijpbare radioactieve stof en -straling zijn diverse extra technische aanpassingen ontwikkeld.
Het uitgangspunt van het schuilgelegenheidbeleid is dat de bevolking in tijden van oorlog of ander gevaar haar bescherming in of in de directe omgeving van de eigen woning moet kunnen vinden. Hierbij wordt de aloude gedachte gehandhaafd, dat openbare schuilgelegenheden alleen daar moeten zijn waar grote groepen burgers op straat verblijven.